Zomer is reizen en reizen is (onder andere) souvenirs meenemen terug naar huis. Dan heb ik het niet over regionale rommel die je last-minute op de luchthaven koopt voor je uitgebreide (schoon)familie. Nee, souvenirs zijn een manier om de ervaring van je reis zo lang mogelijk bij jou te houden. Toch heb ik een beetje een moeilijke relatie met souvenirs.
Niet met de keepsakes die ik zelf meeneem van op reis, maar de souvenirs die je soms krijgt van anderen. Die kunnen fantastisch zijn, goed over nagedacht en perfect voor jou. Even goed zijn het lokale prullaria die je een jaar moet bijhouden voor je ze van jezelf naar de kringwinkel mag doen. En die bezorgen souvenirs een slechte naam. Daarom vond ik het tijd voor een pleidooi voor het souvenir dat voor vreugde zorgt bij de reiziger én bij de thuisblijver.

Zeggen dat ik als een rasechte minimalist door het leven ga, is de waarheid brutaal geweld aan doen. Ik probeer mezelf wel altijd een aantal kritische vragen te stellen als ik aan de kassa sta en op het punt sta geld te wisselen voor goederen. Daar heb ik twee goede redenen voor: de eerste is dat spullen niet alleen geld kosten, maar ook tijd. Hoe meer spullen, hoe langer je bezig bent met het allemaal op te ruimen en te ordenen.


De tweede reden is dat al die spullen gemaakt en vervoerd moeten worden. Voor spullen die je echt de moeite vindt en de rest van je leven mee door wil brengen, kan je dat nog verantwoorden. Daarom stel ik mij altijd de vraag als ik iets koop: is dit écht de moeite – het transport, het opruimen, het geld, de plaats die het inneemt in mijn huis – waard?
En toch, eigenlijk ben ik echt een materialist. Ik hou van spullen. Van mooie spullen of lelijke, als ze maar een goed verhaal hebben en mooie herinneringen. En dat zijn souvenirs, letterlijk: het zijn herinneringen aan plaatsen waar je geweest bent, waar je gelukkig was en iets speciaals hebt meegemaakt.



Die souvenirs hoeven geen koelkastmagneten zijn van de grootste bezienswaardigheden (al ken ik daar ook sympathieke liefhebbers van). Voor mij zijn de beste souvenirs, die die ik elke dag kan gebruiken. Na vijf jaar geniet ik nog altijd van de blauwe hammam-handdoek die ik in een bazaar in Istanbul heb gekocht (na stevig afdingen, natuurlijk) en onze slippers uit Tokyo brengen een beetje van die Japanse huiselijkheid binnen. Ik draag met heel veel plezier mijn Japanse hoed bij hittegolven en trok onlangs nog een pot confituur open die we twee jaar geleden uit Ierland meenemen (houdbaarheidsdatum was nog oké!) en de herinneringen iedere keer als ik een boterham eet, ongelooflijk.
Mijn lief koopt dan weer heel weinig souvenirs, maar is meer van het ‘kijken naar’-type. Hij bracht een oude kokeshi en een speelgoed-vis mee uit Japan en een vintage schoolboek uit New York. Zo heeft iedereen zijn favoriete manier om een reis te herinneren. Vaak koop ik ook dingen die enkel in die streek te koop zijn, zoals mijn zakken stationary uit Japan (naar het einde van de reis begon Jasper filmpjes te sturen naar vrienden en familie van alle stationary die voor mij uitgestald lag in mijn pogingen het allemaal proper in mijn valies te krijgen).


Wat mij betreft mogen souvenirs uit het verdomhoekje waar ‘I love Barcelona’-handtassen ze in geduwd hebben. Als je er koopt voor iemand anders, dan is het vooral een manier om te tonen dat je aan hen gedacht hebt, door iets mee te brengen waarbij je gewoon echt aan hen dacht (en als dat niet gebeurt, stuur dan gewoon een kaartje). Geniet vooral van je reizen en breng iets mee om er af en toe vol heimwee en nostalgie naar terug te denken.

*Meer weten over minimalisme? Beluister zeker de podcast The Minimalists. Ik heb er een hoop van opgestoken, ook al wordt het wat herhalend als je heel veel van hun podcasts gaat luisteren. Het inspireerde ons onder andere om ons huis in dertig dagen te ontrommelen.