Voor we vertrokken, kregen we vaak de vraag waarom we nu precies naar Japan wilden. Behalve de stationery sprak vooral de natuur mij aan. Japan is bergachtig en bebost, heeft een prachtige tuincultuur en de rijstvelden zitten vol witte reigers. Om daar meteen van te kunnen genieten, besloten we na onze landing en enkele dagen in Tokyo richting Nikko en de Japanse Alpen te gaan.
Route: Nikko (Kinaguwa Onsen) – Shibu Onsen – Matsumoto – Takayama
Tijd: 6 dagen
Vervoersmiddelen: bus en trein (JR-pass)
Hoogtepunten: Tempels in Nikko – Snow Monkey Park – Yayoi Kusama in het Matsumoto City Museum – de oude straten in Takayama



Of dat dacht ik toch. Ik ben niet de beste boeker en bij het uitstippelen van onze route van Tokyo naar Nikko zag Jasper al dat ons hotel ‘een beetje’ uit de smeet lag. Bleek dat Kinugawa-onsen waar ons hotel lag, toch op een klein uur rijden van Nikko was. Hotel New Ohruri bleek op het eerste zicht vooral sterk in vergane glorie, als een soort Grand Budapest Hotel. Bovendien was het hotel niet echt uitgerust voor buitenlandse reizigers en waren er vooral Japanse gepensioneerden te vinden. Daar heb ik mij toch een paar uur slecht over gevoeld, maar eens Jasper mij overtuigd had dat het oké was, kon ik de humor er wel van inzien.



Heel wat oudjes probeerden met ons te converseren, terwijl zij geen Engels spraken en wij geen Japans. Zelfs tijdens het buffet kwamen ze babbelen en ze hielpen ons een yukata kiezen voor we in de onsen gingen, want dat was wel een echt pluspunt aan het hotel. Er was een binnen- en een buitenonsen – een traditioneel warmwaterbad.

Omdat de andere gasten allemaal vroeg naar bed gingen, hadden we die na negen uur bijna voor ons alleen. Helemaal alleen, want de baden zijn gescheiden voor mannen en vrouwen. In de damesonsen waren er de eerste dag maar twee andere vrouwen wat goed was om langzaam te wennen aan hoe naakt je bent in Japanse baden.
Terwijl we logeerden in Kinaguwa-onsen maakten we gelukkig wel een daguitstap naar Nikko en zijn legendarische tempels en schrijnen. Tijdens een van onze weinige regendagen in Japan bezochten we de pelgrimsstad waar bijna alles een Unesco World Heritage-plakkaatje heeft. Bereid je bezoek goed voor, want er is heel wat te zien en na een paar uur word je vast tempelmoe.


Het mooiste vond ik niet de tempels op zich, maar hoe ze perfect ingebed zijn in de natuur en de berg. De Japanse esdoorns waren al herfstig rood en er was zelfs genoeg mos om mij te verzadigen. Na de treinrit terug naar het hotel namen we nog een warmwatervoetbad op het dorpsplein. Ik hou van Japan!




Na ons hilarische verblijf in Hotel New Ohruri – had ik al gezegd dat er aankondigingen gebeurden in de kamer via een intercomsysteem? – ging het naar Shibu Onsen. Of Yudanaka om precies te zijn, het dorp er net naast, want ik had alweer een beetje verkeerd geboekt. Het was best een lange treinrit, maar gelukkig zijn alle treinen een soort van eerste klas in Japan én bestaan er bento boxen. Wij hebben voor onze reis een Japan Rail Pass van drie weken genomen en daar echt het maximum uitgehaald.



Shibu Onsen is bekend voor twee zaken: de vele onsen in het dorp waar je gekleed in Yukata naartoe gaat. En de aapjes. Van de onsen konden we in het dorp zelf geen gebruik maken, omdat we daar niet logeerden. We besloten het toch te bezoeken en vertrokken te voet vanuit Yudanaka na onze bagage afgezet te hebben in de hostel en een lekkere latte.


Yudanaka naar Shibu Onsen is even wandelen, maar je komt verschillende shrines tegen mét een bel bij. Ik wou zachtjes aan één rinkelen, maar maakte veel meer geluid dan voorzien. Waarna er iets via een microfoon werd omgeroepen in het dal (wij stonden op een berg). Ik ben toch een goed uur bang geweest dat ik iets in gang had gezet, tot bleek dat ze er daar plezier uit haalden om het uur en de nieuwtjes uit het dorp om te roepen.
Na een uurtje of zo wandelen zagen we plots een gigantisch beeld in de verte, Hyaku Shaku Kannon. Dichterbij zie je dat het bronzen beeld deel uitmaakt van een tempelcomplex, net buiten Shibu onsen. Als je het stadje zelf inwandelt, komen alle Japan-kriebels terug want het is zo pittoresk! En warm, want je zit het vulkanische hete water gewoon verdampen langs de straat. We wandelen een beetje rond en gaan in één van de super hete voetbaden. Gelukkig kan je er zelf nog een beetje koud water bij doen om het draaglijk te maken.


Zelfs in kleine dorpjes kan je in Japan heerlijk eten. Wij eten ‘s avonds bij Hakko, een etablissement dat niet zou misstaan in pakweg Gent.

De volgende dag is het aapjestijd! De snow monkeys hier zijn zo beroemd omdat ze de enige apen zijn die baden in heet water. Dat doen ze natuurlijk vooral in de winter, maar ook in de lente komen ze overdag naar hun badplaats waar toeristen zich aan hen vergapen. Na een wandeling van twee kilometer vanaf de bushalte kom je aan de ingang van de badplaats. Heb je pech, dan hangt er net als bij ons een bord met ‘no monkeys’. De aapjes worden namelijk niet vastgehouden, maar komen ‘s morgens van de bergen – waar ze slapen en eten zoeken – naar de badplaats om te rusten. Wij hadden ons toegangsticket al gekocht, dus besloten we toch binnen te gaan en te wachten tot de aapjes uiteindelijk kwamen. En dat deden ze!

De rangers lokken de apen met eten naar beneden en geven teken als ze eraan komen. Eerst zie je één aap, dan twee en plots zie je mama-apen met baby’s rond hun nek, kleine schattige apen en stoere mannetjes. Ze eten langs de rivier, op de brug en komen tot bij het warme water waar wij hen opwachten (al is het weer té goed om echt te baden). Het klinkt misschien als iets super toeristisch om te doen, maar ik vond het echt magisch om die beestjes van zo dichtbij te zien.



Van de aapjes ging het naar Matsumoto: deze keer geen toeristische stad, maar wel één die een paar leuke dingen te bieden heeft. We verblijven in onze eerste echte ryokan – een soort Japanse herberg waar meestal een onsen is en je Japans kan ontbijten. Om je een idee te geven van hoe attent Japanners zijn: toen ik mijn slippers af deed om op de tatami in onze kamer te wandelen, bukte de host zich bij het naar buiten gaan en draaide ze om, zodat ik er makkelijk weer kon in stappen.
We lenen fietsen in de ryokan en gaan meteen naar dé trekpleister van de stad: Matsumoto Castle. Het is heel indrukwekkend, maar helaas ook gesloten als wij aankomen. We kunnen het kasteel en de slotgracht errond wel bekijken vanuit een park vol blauweregens, wat zo mogelijk nog beter is.

Alles ruikt heerlijk en de vissen in de slotgracht zijn een plezier om naar te kijken. We wandelen nog een beetje door de stad, tot onze honger ons naar een houten kotje leidt waar we yakitori eten aan de bar. Als we ‘s avonds indommelen voelen we ons de beste toeristen.

De volgende dag gaan we de culturele toer op, want Matsumoto is de stad van Yayoi Kusama. Wie, zeg je? Je kent haar vast van haar grote gestippelde pompoenen en voorliefde voor polkadots. In het stadsmuseum loopt een tentoonstelling over haar leven en werk en die willen we zeker zien. Ik was op voorhand niet echt bekend met Kusama, op haar pompoenen na, maar de tentoonstelling en de verschillende aspecten van haar werk lieten echt een indruk na.
Van Matsumoto gaan we verder met de bus! Omdat de route naar onze volgende halte, Takayama, te bergachtig is, rijden er geen treinen tussen. Twee uurtjes op de bus is misschien ook de beste manier om de schoonheid van de Japanse alpen te zien (naast een stevige wandeling, maar dat laat ik even in het midden). Ik heb alleszins nog nooit zoveel foto’s genomen vanuit een rijdend voertuig als die dag. We zagen watervallen, bergen, meren, bomen en je zag vaak ook hoe die gevormd waren door vroegere ijstijden. Dat vind ik altijd fascinerend.



Misschien heb je mij al gezien met mijn t-shirt van Takayama. Ja, zo’n toeristische die je normaal alleen op vakantie mag dragen. Dat toont misschien al hoe leuk ik deze stad vond. Of stadje, want het is er niet zo groot, maar zo charmant. Ongelooflijk. De oude straten in Takayama zijn prachtig geconserveerd en je kan hele straten doorlopen alsof je in het oude Japan rond wandelt.





Idealiter doe je dat ‘s morgens en combineer je het met de twee morning markets van de stad. Je kan er heerlijke taiyaki eten met rodebonenpasta of custard en intussen kijken hoe koi tegen de stroom in zwemmen. Hét moment ook om enkele leuke souvenirs te kopen!

We maakten een mooie bergwandeling vanuit Takayama, aten heerlijke, stomend hete ramen, de zachtste french toast en we gingen zelfs bowlen (ik verloor nipt). We hadden onze eerste sushi aan de toog, die absoluut heerlijk was.

Tot ik overmoedig werd, octopus sushi bestelde en die niet geknabbeld en doorgeslikt kreeg. Na wat gekokhals en het discreet wegmoffelen van een taai, paars elastiekje gingen we toch op de foto met de eigenaar die er hopelijk niets van gemerkt had.
In Takayama ontdekten we ook hoe compact een ‘compacte kamer’ wel kan zijn in Japan. Onze hostel in Takayama raden we voor het overige wel echt aan. Het was er proper, we hadden een eigen badkamer en er was een schattig tuintje.

Takayama sloot onze reis in de Japanse Alpen af en vandaar ging het richting Osaka. Maar meer daarover later!
Alle foto’s zijn met veel liefde genomen door mezelf of Jasper Vanhauwaert. Gebruik ze alsjeblieft niet zonder onze toestemming.
2 thoughts on “Op adem komen in Nikko en de Japanse Alpen”